Ga verder naar de inhoud

Pijnbehandelingen

Een behandeling kan slechts gestart worden na het stellen van een correcte diagnose. Het is vanzelfsprekend nodig een goed beeld te hebben van de klacht, de impact van die klacht op de persoon in kwestie en de mogelijke oorzaak ervan.

Hiertoe wordt een consultatie georganiseerd waarin de voorgeschiedenis (zoals operaties en ziektes), het eventuele medicatiegebruik, de klacht, klinisch onderzoek en technische onderzoeken aan elkaar gekoppeld worden. Na het maken van een correcte diagnose wordt in overleg met de patiënt een behandeling of een behandeltraject voorgesteld.

Wij beschikken over drie soorten behandelingen die afzonderlijk maar ook samen kunnen worden voorgesteld.

De conventionele behandeling kan bestaan uit oefentherapie en kinesitherapie, om de beweeglijkheid te behouden en/of te verbeteren.

Deze behandelingen kunnen aangevuld worden met pijnstillers zoals paracetamol en ontstekingsremmers. Wanneer deze middelen onvoldoende resultaat geven, kunnen andere middelen gebruikt worden al dan niet in combinatie. Omwille van de mogelijke interacties van de verschillende types pijnmedicatie, moeten deze met de nodige kennis van de farmacologie worden gebruikt. Dit vergt een specialistische aanpak bij voorkeur door de pijnarts.

De interventionele pijnbehandelingen zijn specifiek gericht op de zenuw die de pijn doorgeeft. Dit kunnen injecties zijn met lokaal anestheticum al dan niet gecombineerd met een cortisonpreparaat. Het lokaal anestheticum remt onmiddellijk de pijn, terwijl het cortisonpreparaat de ontsteking wegneemt.

Een ander type van interventionele pijnbehandeling is het toepassen van hoogfrequente stroom ter hoogte van de betrokken zenuw. Hierdoor wordt de pijngeleiding onderbroken.

Voor de behandeling van chronische neuropathische pijn, die niet of onvoldoende reageert op de bovengenoemde behandeling kan soms overgegaan worden tot het inplanten van een elektrode ter hoogte van het ruggenmerg, waardoor via een puls generator stroom wordt toegediend en de pijn vermindert.

Naargelang het pijnprobleem complexer is en moeilijker te behandelen, kunnen andere factoren een rol spelen, zoals een vermijdingsgedrag, een pijngedrag, sociale en psychologische invloeden. Hiervoor vraagt de pijnarts meestal het advies van andere teamleden. De specialist fysische geneeskunde, de psycholoog en de chirurg evalueren de patiënt en stellen in overleg een behandelplan op. Deze benadering wordt multidisciplinair genoemd.